EDUCATIE HAAGSE KUNSTKRING 2023

Gotjumenas - schnitzelbank
Glenn Pellis

6:32 / 11:53

Gotjumenas - schnitzelbank
567 weergaven 8 feb 2016
gotjumenas folklore zoals vroeger
vuile liekes avond
de posthoorn meerle
feb 2016

Schnitzelbank
Het Bestiarium of de optocht van Orpheus

Le Bestiaire Ou Cortège D'Orphée
Guillaume Apollinaire
Vertaling en toelichting Ruud Vermeer

Inleiding
Het waren de eerste gedichten van Guillaume Apollinaire (1880 – 1918) die werden gepubliceerd.
De bundel, die in 1911 verscheen, bevatte dertig korte gedichten, vier over Orpheus en de andere
over allerlei dieren naar het voorbeeld van de middeleeuwse dierenboeken. De houtsneden
waren van Raoul Dufy (1877 – 1953).
De gedichten en houtsneden verwijzen naar de mythe van Orpheus die door de schoonheid van
zijn zang en muziek de dieren betoverde. Daarnaast is hij natuurlijk voor altijd verbonden met het
verhaal over zijn liefde voor Eurydice die hij probeerde te redden uit de onderwereld. Uiteindelijk
werd hij levend verscheurd door bacchanten. Zijn hoofd spoelde aan op Lesbos en werd daar een
tijd lang gebruikt als orakel.
Apollinaire vergeleek zichzelf ook wel met Orpheus door zijn (in eigen ogen) ongelukkig
liefdesleven. In zijn korte roman, De vermoorde dichter, komt dat ook duidelijk tot uiting.
Hierna volgt eerst de vertaling van de gedichten, samen met de houtsneden. Ook de noten erna
zijn van zijn hand. Daarna volgen drie korte stukken over de dichter, de kunstenaar en de mythe.

 

Orpheus
Bewonder de opmerkelijke kracht
En de edele lijn:
Dat is de stem die het licht laat horen
En waarvan Hermes Trismegistos in zijn Pimander spreekt.

De Schildpad
Uit het magische Thracië, o vervoering !
Met zekere vingers tokkel ik op de snaren.
De dieren gaan voorbij op de klanken
van mijn schildpad, van mijn liederen.

Het paard
Mijn harde vormelijke dromen zullen je weten te berijden,
Mijn lot is je knappe voerman te zijn in de gouden karos,
Die met als teugels mijn tot razernij opgespannen
Verzen ment, toonbeelden van alle poëzie.

De Tibetaanse geit
De vacht van deze geit en zelfs
Die van goud waarvoor Jason
zo moest afzien, ze zijn veel minder waard
dan de haarlokken waarvoor ik gevallen ben.

De Slang
Je zet je tanden in de schoonheid.
En wat voor vrouwen waren het
die slachtoffer werden van jouw wreedheid !
Eva, Eurydice, Cleopatra :
en zo ken ik er nog wel drie of vier.

De kat
Voor in mijn huis wil ik :
Een verstandige vrouw,
Een kat lopend tussen boeken,
Vrienden voor altijd
Zonder dat kan ik niet leven.

De leeuw
O leeuw, ongelukkig beeld
van jammerlijk gevallen koningen,
nu word je alleen nog in kooien geboren
in Hamburg, bij de Duitsers.

De haas
Wees niet wellustig en angstig
Als de haas of de verliefde.
Maar laat je brein altijd een drachtige haas
zijn, die bevrucht wordt.

Het konijn
Ik ken een ander konijntje
dat ik levend zou willen vangen
Haar burcht is tussen de tijm
Van de valleien van Tederland

De Dromedaris
Met zijn vier dromedarissen
trok Don Pedro d'Alfaroubeira
de wereld rond vol verwondering
Hij deed wat ik zou doen
als ik vier dromedarissen had.

De muis
Mooie dagen, muis van de tijd,
Je knaagt beetje bij beetje van mijn leven.
Mijn god! Ik word achtentwintig jaar oud,
En heb spijtig genoeg slecht geleefd.

De olifant
Zoals een olifant zijn ivoor
Heb ik in mijn mond een kostbaar goed
De purperen dood... Ik koop mijn glorie
Voor de prijs van melodieuze woorden.

Orpheus
Kijk naar deze weerzinwekkende meute
met duizend poten, met honderd ogen:
Raderdiertjes, mijten, insecten,
En microben nog wonderlijker
Dan de zeven wereldwonderen
En het paleis van Rosamonde !

De rups
Van werken word je rijk.
Arme dichters, werk!
De rups is altijd bezig
En wordt een prachtige vlinder

De vlieg
Onze vliegen kennen liederen
die ze leerden in Noorwegen
van de ganische vliegen,
godinnen van de sneeuw.

 

 

 

De vlo
Vlooien, vriendinnen, minnaressen zelfs,
Hoe wreed zijn degenen die van ons houden !
Al ons bloed stroomt voor hen.
De geliefden zijn ongelukkig.

De sprinkhaan
Hier is de ranke sprinkhaan,
Het voedsel van Sint-Jan.
Moge mijn verzen zijn als zij,
Een genot voor de beste mensen.

Orpheus
Dat je hart het aas en de hemel je vijver mag zijn!
Want, zondaar, welke zoetwatervis of zelfs zeevis
Kan zowel in de vorm als de smaak,
Met deze mooie goddelijke vis wedijveren die JEZUS is,
Mijn verlosser ?

De dolfijn
Dolfijnen, jullie spelen in de zee,
Maar de golven zijn altijd bitter.
Soms, barst mijn vreugde ?
Het leven is nog wreed.

De inktvis
Zijn inkt werpend naar de hemel,
Het bloed zuigend van hetgeen hij lief heeft,
En het heerlijk vindend,
Dat onmenselijke monster, dat ben ik.

De kwal
Kwallen, ongelukkige hoofden
Met paarse haren,
U vindt het fijn in stormen,
En ik vind het fijn zoals u het doet.

De rivierkreeft
Onzekerheid, o mijn verrukkingen
U en ik wij gaan vooruit
Zoals de rivierkreeften doen,
Achteruit, achteruit.

De karper
In onze vijvers, in onze meren,
Karpers, wat leven jullie lang !
Is het dat de dood jullie vergeet,
Vissen der melancholie.

Orpheus
Het vrouwtje van de ijsvogel,
De Liefde, de vliegende Sirenes,
Kennen dodelijke liederen
Gevaarlijk en onmenselijk.
Luister niet naar die vervloekte vogels,
Maar naar de engelen van het paradijs.

De sirenes
Ik zoek waar het vandaan komt, Sirenes, uw verveling
Wanneer u zich beklaagt, op zee, in de nacht ?
Zee, ik ben als jij, vol met betoverde stemmen
En mijn zingende aderen benoemen de jaren.

De duif
Duif, liefde en geest
Die Jezus-Christus lieten ontstaan,
Net als u houd ik van een Maria.
Ik trouw alleen met haar.

De pauw
Als hij zijn staart uitzet, lijkt deze vogel,
Wiens veren over de grond slepen,
nog mooier,
Maar toont hij wel zijn achterste.

De uil
Mijn arme hart is een uil
Die men vastnagelt, losmaakt, en weer vastnagelt.
Leeggebloed, verzwakt, het is uitgeput.
Allen die mij liefhebben, die eer ik.

De Ibis
Ja, ik zal naar de aardse schaduw gaan
O zekere dood, het zij zo !
Dodelijk Latijn, afschuwelijk woord,
Ibis, vogel van de oevers van de Nijl.

De os
Deze cherubijn zegt het loflied
Van het paradijs, waar dicht bij de engelen,
Wij zullen herleven, mijn lieve vrienden,
Wanneer het mag van Onze Lieve Heer.

 

Noten
Bewonder de opmerkelijke kracht
En de edele lijn.
Hij looft de lijn die de beelden vormgeeft, magnifieke ornamenten van dit poëtische tijdverdrijf.
Dat is de stem die het licht laat horen
En waarvan Hermes Trismegistos in zijn Pimander spreekt.
“Spoedig, zo leest men in de Pimander, daalden de schaduwen... en daaruit klonk een onduidelijke kreet
die leek op de stem van het licht.”
Deze ‘stem van het licht’ is dat niet de tekening, dat wil zeggen de lijn? En wanneer het licht zich volledig
uit krijgt alles kleur. Schilderkunst is echt een lichtgevende taal.
Uit het magische Thracië
Orpheus was geboren in Thracië. Deze sublieme dichter bespeelde een lier die Mercurius hem had
gegeven. Deze lier bestond uit een schild van een schildpad, uit leer dat er rond geplakt was, twee takken,
een brug en snaren gemaakt van schapendarmen. Mercurius gaf soortgelijke lieren ook aan Apollo en
Amphion. Wanneer Orpheus speelde en zong, kwamen de wilde dieren uit zichzelf naar zijn gezang
luisteren. Orpheus vond alle wetenschappen en alle kunstvormen uit. Geschoold in de magie, kende hij de
toekomst en voorspelde als een Christen de komst van de VERLOSSER.
Mijn harde vormelijke dromen zullen je weten te berijden,
Mijn lot is je knappe voerman te zijn in de gouden karos.
De eerste die Pegasus besteeg was Bellerophon toen hij de Chimaera ging aanvallen. Er bestaan
tegenwoordig ook chimères, en voor er tegen één van hen te strijden, de ergste vijand van de poëzie, is
het beter om eerst Pegasus te beteugelen en zelfs aan te spannen. Men weet wel wat ik bedoel.
Een drachtige haas die bevrucht wordt.
Bij de vrouwtjeshaas is een dubbele bevruchting mogelijk.
Met zijn vier dromedarissen
trok Don Pedro d'Alfaroubeira
de wereld rond vol verwondering
Het beroemde reisverslag getiteld: Historia del Infante D. Pedro de Portugal, en la que se refiere lo que le
sucedio en le viaj que hizo cuando anduvo las siete partes del mundo, compuesto por Gomez de
Santistevan, uno de los doce que llevo en su compania el infante, vertelt dat de koningszoon van Portugal,
don Pedro d'Alfaroubeira, op weg ging met twaalf metgezellen om de zeven werelddelen te gaan
bezoeken. Deze reizigers zaten op vier dromedarissen, en nadat zij Spanje hadden doorkruist gingen zij
naar Noorwegen en van daaruit naar Babylonië en naar het Heilige Land. De Portugese prins bezocht ook
de gebieden van priester Johannes en kwam na drie jaar en vier maanden weer terug in zijn eigen land.

En het paleis van Rosamonde
Hier verwijzend naar dat paleis, is een liefdesbewijs van de koning van Engeland voor zijn minnares, het is
een couplet van een klaagzang waarvan ik de auteur niet ken.
Om Rosamond te beschermen voor de haat
Die de koningin voor haar had,
Liet de koning een paleis bouwen
Zoals men dat nooit zag.

de ganische vliegen,
godinnen van de sneeuw.
Zij verschijnen niet allemaal in de vorm van sneeuwvlokken, maar veel zijn er wel getemd door Finse of
Laplandse heksen aan wie zij ook gehoorzaamden. De tovenaars gaven hen van vader op zoon door en
bewaarden hen in een doos waarin zij onzichtbaar werden, klaar om in zwermen op te vliegen om dieven
te kwellen met gezongen magische spreuken die net als zijzelf onsterfelijk waren.

Hier is de ranke sprinkhaan,
Het voedsel van Sint-Jan.
‘Et erat Joannes vestitus pilis cameli, et zona pellicea, circa lumbos ejus, et locustas, et mel silvestre
edebat.’ Marcus I: 6.

Het vrouwtje van de ijsvogel,
De Liefde, de vliegende Sirenes,
Kennen dodelijke liederen.
Gevaarlijk en onmenselijk.
De zeevaarders, luisterend naar het vrouwtje van de ijsvogel, bereidden zich voor te gaan sterven, behalve
echter rond half december, wanneer deze vogels nestelen, en men dacht dat de zee dan kalm was. Voor
wat betreft de Liefde en de Sirenen, deze wonderlijke vogels zingen zo harmonieus dat het leven van
degene die hen hoort geen te hoge prijs is om te betalen voor een dergelijke muziek.

Deze cherubijn
Men onderscheidt bij hemelse hiërarchieën, gewijd aan dienst en glorie voor de goddelijkheid, wezens met
onbekende vormen en van een verrassend grote schoonheid. Cherubijnen zijn gevleugelde ossen, maar
hebben niets monsterachtigs.

Wanneer het mag van Onze Lieve Heer.
Zij die de poëzie beoefenen zoeken en houden van niets anders dan de perfectie die God zelf is. En deze
goddelijke goedheid, deze opperste perfectie zou diegenen in de steek laten waarvan het leven geen ander
doel had dan die te ontdekken en te verheerlijken? Dat lijkt onmogelijk, en, mijns inziens, hebben dichters
het recht om na hun dood te hopen op het langdurende geluk dat een volledige kennis van God biedt, dat
wil zeggen van volmaakte schoonheid.

De dichter, de kunstenaar en Orpheus

Guillaume Apollinaire
De dichter werd op 25 augustus 1880 in Rome geboren als Guglielmo Alberto Wladimiro Alessandro
Apollinare Kostrowitsky. Zijn moeder was Poolse en zijn vader, waarschijnlijk, een Italiaan. Op zijn zevende
verhuisde het gezin naar Monaco. Daar ging hij naar school en leerde hij zowel Frans als Italiaans. Vanaf
zijn achttiende liet hij zich Guillaume Apollinaire noemen. Twee jaar later ging in Parijs wonen en zocht er
werk.
In de jaren erna leerde hij veel kunstenaars kennen. Pablo Picasso werd een goede vriend die hem ook
meerdere keren heeft geschilderd en getekend. Hij schreef over Matisse, Braque en Chagall onder andere.
In 1909 kwam er een eerste boek uit met houtsneden van André Dérain en gedichten van Apollinaire,
L’enchanteur pourrissant. Het was bepaald geen commercieel succes, maar hij was wel begonnen naam te
maken; met name door de kunstkritieken die hij schreef. In het jaar erna kwam L’Hérésiarque uit, een
verhalenbundel die wel succesvol was en zelfs in aanmerking leek te komen voor literaire prijzen.
Liefde en de verschillende verhoudingen die hij had waren van veel invloed op zijn werk. In 1907 kreeg hij
een verhouding met kunstenares Marie Laurencin die hem inspireerde tot het schrijven van verhalen en
gedichten. Dat is onder andere te zien in gedichten in Bestiaire ou le Cortège d’Orphée.
De verhouding met Marie liep op zijn eind toen hij in 1912 begon om de dichtbundel Alcools samen te
stellen. Enerzijds was hij nu een gevierd kunstkenner met werken van Dufy, Picasso. Braque, Cézanne,
Matisse , Brancusi, Dérain en Vlaminck in zijn bezit; anderzijds beweerde hij last te hebben van zijn hart en
was hij bedroefd om de breuk met zijn geliefde. Men zag hem als pleitbezorger van nieuwe stromingen
zoals Futurisme en Kubisme, maar hij hield daar toch enige afstand van. Het was gewoon niet handig om al
te radicaal andere stromingen af te wijzen.
Het was een drukke tijd vol met interessante en belangwekkende gebeurtenissen op kunstgebied die
ineens abrupt werd afgebroken door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Tot verbazing van velen
besloot Apollinaire dienst te nemen. Hij had op dat moment nog niet eens de Franse nationaliteit, maar
dat belette hem niet artillerist te worden. Op het moment dat hij dienst nam, had hij een nieuwe liefde
gevonden. Louise de Coligny-Châtillon werd door hem kortweg ‘Lou’ genoemd. Hij schreef in korte tijd veel
gedichten voor en over haar en zijn brieven aan haar zitten vol met wanhoop en melancholie, want ook zij
koos niet echt voor hem. In april 1915 begon hij ook brieven te schrijven aan Madeleine Pagès, een jonge
lerares. Hij had toen al vreemd genoeg om overplaatsing van de artillerie naar de infanterie gevraagd.
Vreemd, omdat een artillerist relatief ‘veiliger’ was dan een infanterist, omdat hij verder van de frontlinie
vandaan is.
Op 17 maart 1916 raakte hij gewond aan het hoofd en begon hij aan een lange periode van revalidatie. Het
was ook het einde van zijn relatie met Madeleine. De reden daarvoor is niet duidelijk, maar wie de foto’s
van Apollinaire uit die tijd ziet, kan zich onmogelijk voorstellen dat het een gelukkig man was.
In de maanden erna pikte hij wel weer de contacten met kunstenaars en schrijvers op. Hij ontmoette voor
het eerst André Breton en zag hoe zijn toneelstuk Mamelles de Tiresias, drame surréaliste, werd
opgevoerd. In 1918 verzorgde hij de publicatie van zijn bundel oorlogsgedichten, het experimentele
Calligrammes. Ook in dat jaar trouwt hij met Jacqueline Korb die hem verzorgt. In november, de maand
dat de oorlog afloopt, was Apollinaire nog steeds zo verzwakt door zijn verwondingen dat hij een makkelijk
slachtoffer bleek voor de Spaanse griep die toen razendsnel om zich heen greep. Hij bleek er niet tegen
bestand en stierf op de 9e van die maand, twee dagen voor de Wapenstilstand die een einde zou maken
aan de gevechtshandelingen.

Raoul Dufy
De kunstenaar (1877 – 1953) was de zoon van een boekhouder in Le Havre. Zijn ouders moeten al vroeg
het kunstzinnige talent van hun zoon hebben opgemerkt, want in 1893 stonden ze hem toe naar de
avondopleiding van de plaatselijke kunstacademie te gaan. Zeven jaar later verhuisde hij naar Parijs om
daar ook naar de kunstacademie te gaan.
In 1903 deed hij mee aan de Salon des Indépendants waar hij voornamelijk Normandische landschappen
exposeerde. Niet lang daarna veranderde hij compleet van stijl. Onder invloed van onder meer Matisse en
de Fauvisten begon hij kleurrijke vrolijke straattaferelen en strandtaferelen te schilderen. Het werk van
Cézanne leerde hem vervolgens meer op structuur en compositie van zijn werk te concentreren.
In 1910 leerde hij Apollinaire kennen, toen al een bekend kunstcriticus die publiceerde in verschillende
bladen en ook verschillende prozawerken had gepubliceerd. Deze was bezig met Bestiaire ou le Cortège
d’Orphée. Hij had eerst vriend Pablo Picasso gevraagd, maar die hield de boot af. Nu vond hij in Dufy een
enthousiaste jonge kunstenaar die graag mee wilde werken. Het moesten in navolging van oudere
Bestiaires afdrukken van houtsneden worden. Apollinaire wilde er een mooi verzorgd werk van maken dat
in een kleine oplage moest verschijnen.
Tijdens de Salon des Indépendants van 1910 exposeerde Dufy vier houtsneden en de titelpagina van
Bestiaire. Daar trokken ze onder meer de aandacht van onder meer mode-ontwerper Paul Poiret die hem
vroeg samen te werken. Ze zetten samen een atelier op, La Petite Usine. Daar gebruikte de kunstenaar de
druktechnieken om stoffen te voorzien van zijn beelden. Het was het begin van een succesvolle
samenwerking waarbij de dieren van de houtsneden gebruikt werden voor kleden en als ornamenten op
keramiek. Apollinaire was enthousiast en promootte het werk in diverse artikelen.
Bestiaire kwam op 15 maart 1911 uit in een groot formaat (33 x 25 cm) in een oplage van 120 exemplaren
met de handtekeningen van beiden. Het was een duur boek, bedoeld voor bibliofiele verzamelaars.
Apollinaire had de bundel opgedeeld in vier delen: landdieren, insecten, waterdieren en vliegende wezens.
Elk deel werd voorafgegaan door een afbeelding van Orpheus. Er zaten verschillende fabeldieren tussen,
zoals Pegasus, het vliegende paard en sirenen. Er zaten ook verwijzingen naar de Bijbel en het christendom
in verwerkt. Bij de slang zien we op de achtergrond een naakte man en vrouw en in de derde afbeelding
van Orpheus zien we op de walvis het Griekse woord ἰχθύς (Ichtus) staan dat ‘vis’ betekent. Voor
Christenen heeft het woord een bijzondere betekenis omdat het verwijst naar de doop en naar de
wonderbaarlijke visvangst. Ook is het een acroniem voor Ièsous Christos Theou Huios Sootèr oftewel Jezus
Christus Gods zoon (en) redder.
In de correspondentie over het werk geeft Apollinaire bijvoorbeeld aan dat de pauw met gestreken staart
moet worden afgebeeld. De pracht van de staart is alleen aan de voorkant van het beest genietbaar. Van
achter zie je slecht de kont.
Na de publicatie van het werk hielden schrijver en kunstenaar contact, totdat Apollinaire dienst nam. Na
diens dood liet Dufy het werk nog een keer op kleiner formaat (14 x 9 cm) uitbrengen; nu in een oplage
van 1250 exemplaren en wel bedoeld voor de handel.

Orpheus
Het bekendste verhaal over de mythische figuur van Orpheus is dat waarin hij afdaalt in de onderwereld
om daar zijn geliefde Eurydice te vinden en terug te brengen naar buiten, om haar weer te laten
terugkeren in de wereld van de levenden.
Hij was met Herakles, Odysseus en Aeneas de enige mens die levend Hades, de onderwereld, binnen ging
en er weer uitkwam.
De legende van Orpheus was oud. Euripides noemt hem in Alkestis (438 v.C.). Maar in de Metamorfosen
(rond 1 n. C.) van Ovidius wordt het hele verhaal verteld.
Kort na het huwelijk van Orpheus met de nymf Eurydice wordt zij gedood door de beet van een adder.
Orpheus daalt daarna af in Hades om haar terug te krijgen. Door zijn muziek en zang weet hij alle
hindernissen te overwinnen. Charon zet hem tegen alle regels in levend over en Cerberus laat hem zonder
problemen passeren. In de onderwereld is alles en iedereen onder de indruk van hem. Persephone en
Hades kunnen hem niet weigeren zijn geliefde mee te nemen. Maar ze stellen wel de voorwaarde dat hij
voorop loopt en niet mag omkijken tot ze beide weer in het zonlicht staan.
In één van de vroege varianten van het verhaal slaagt hij erin haar in de mensenwereld terug te laten
keren, maar in de meest gebruikelijke versie mislukt het. Als Orpheus bijna buiten is, hoort hij haar
voetstappen niet meer achter zich en kijkt toch om...
Een tweede kans krijgt hij niet. Treurend reist hij rond en keert hij terug naar Thracië waar hij vandaan
kwam. Hij blijft ontroostbaar.
Zijn einde was gewelddadig. Hij wordt verscheurd door Thracische vrouwen die woedend zijn omdat hij
hen geen aandacht geeft. Sinds zijn terugkeer zou hij geen belangstelling meer hebben voor vrouwen,
maar zich meer richten op de liefde van jonge mannen. Zijn lichaamsdelen werden overal verstrooid en zijn
hoofd werd in de rivier Hebros gegooid. Daar bleef het al zingend drijven, de zee in. Uiteindelijk spoelde
het aan op het eiland Lesbos, waar het werd begraven. Dat zou de reden zijn waarom Lesbos later bekend
werd door om zijn dichters en musici. Sappho, Alcaeus en Arion onder andere kwamen er vandaan.
De muzen verzamelden de anderen delen van Orpheus en begroeven ze in Pieria waar hij was geboren.
Daar, boven zijn graf, zou een nachtegaal hebben gezongen, mooier dan elders in Griekenland.
De ziel van Orpheus werd overgebracht naar de Elyseese velden, een Griekse vorm van het Paradijs.
Daardoor begrijpen we beter dat de mythe van Orpheus aanleiding zou hebben gegeven tot een soort
eredienst, het ‘Orfisme’. Deze cultus zou dan gebaseerd zijn op de geheimen die Orpheus tijdens zijn reis
door de onderwereld had geleerd en die hem uiteindelijk na alle ellende in staat stelden te belanden in het
Paradijs.
Het Orfisme staat dan voor de hoop om de geheimen van het eeuwige leven te doorgronden dankzij de
lessen die je trekt uit het reizen door de onderwereld.
De les die je zou kunnen trekken uit dit alles was duidelijk: de dood is sterker dan de liefde. Pas na zijn
dood kon Orpheus weer verenigd worden met Eurydice. Maar of het nog wat wordt? Hades is een
troosteloze plaats waar de doden zinloos ronddwalen. Vandaar dat er voor de halfgoden en helden een
soort ‘hemel’ werd bedacht, de Elyseese velden.
De schrijver Pausanias vertelde later dat er op de berg Helikon, thuisbasis van de Muzen, een beroemd
standbeeld van Orpheus stond waar hij was omringd door beelden van beelden van dieren.
Na zijn dood maakte Zeus Orpheus onsterflijk door zijn lier aan de hemel te plaatsen als sterrenbeeld.
Orpheus zou zijn lier van Apollo hebben gekregen, die op die manier zou hebben toegegeven dat hij zijn

meerdere moest erkennen in de zanger. De lier was gemaakt door Hermes en bezat oorspronkelijk 7
snaren. Orpheus voegde er 2 aan toe, omdat er ook 9 muzen waren.
Deze muzen waren dochters van Zeus. Calliope, de koningin der muzen was de moeder van Orpheus.
Met zijn zang en muziek bracht Orpheus alles en iedereen in vervoering. Leeuwen en tijgers werden mak
als lammeren en vissen sprongen op uit het water om te kunnen luisteren. Als hij met Jason meereist met
de Argonauten is het zijn zang en muziek die de opvarenden beschermt tegen de zang van de sirenen.

Bronnen
Guillaume Apollinaire, Oeuvres poétiques, Bibliothèque de la Pléiade, Nrf / Gallimard, 1965
Guillaume Apollinaire, Correspondance avec les artistes, 1903-1918, Gallimard, 2009
Laurence Campa, Guillaume Apollinaire, NRF Gallimard, 2013
Jenny March, The Penguin Book of Classical Myths, , Penguin Books, London, 2008